Vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing nacht- en ploegenarbeid: telling ‘één derde-norm’ vanaf 2022 enkel nog in uren
Om toepassing te maken van de gedeeltelijke vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing voor nacht- en ploegenarbeid of ploegenarbeid werken in onroerende staat moeten de werknemers voldoen aan een aantal voorwaarden.
Eén van die voorwaarden is dat de werknemers, overeenkomstig de arbeidsregeling waarin zij tewerkgesteld zijn, over de betrokken maand waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd, tenminste 1/3e van hun arbeidstijd in nacht- of ploegenarbeid zijn tewerkgesteld of ploegenarbeid werken in onroerende staat verrichten.
Vandaag heeft de werkgever de keuze om de berekening te maken op basis van de gepresteerde uren of dagen, op voorwaarde dat hij de keuze coherent toepast.
Naar aanleiding van een arrest van het Hof van Beroep te Bergen (21/10/2020) heeft de fiscus haar standpunt nu gewijzigd in een circulaire: vanaf 1/1/2022 moet de werkgever de ‘één derde-norm’ op uurbasis berekenen. Er komt dus een einde aan de keuzemogelijkheid van de werkgever.
De fiscus heeft in de circulaire ook enkele praktische interpretatieproblemen uitgeklaard met betrekking tot ADV-dagen en overuren:
- ADV-dagen tellen niet mee in de berekening van de één derde-norm (noch in de teller, noch in de noemer)
- Overuren tellen wel mee in de berekening, zowel in de teller als in de noemer, in de maand waarin deze effectief gepresteerd worden, ongeacht of deze achteraf gerecupereerd worden of niet. Ze tellen niet mee in de maand waarin ze gerecupereerd moeten worden. Dit principe geldt ook voor andere, soortgelijke uren zoals bv. meeruren.
Hier vindt u de volledige circulaire terug.