Besox

Werkbaar en wendbaar werk: krijtlijnen goedgekeurd

22 april 2016

In de marge van de begrotingscontrole 2016 keurde de regering zopas een kaderakkoord goed rond de plannen werkbaar en wendbaar werk, die minister van Werk Kris Peeters reeds in 2015 lanceerde. Dit kader bestaat enerzijds uit een aantal algemene en door de ondernemingen rechtstreeks toe te passen regels en anderzijds uit een geheel van voorstellen waaruit de sectoren één of meerdere maatregelen kunnen kiezen om in hun sector te activeren.

1. ‘Sokkel’ met rechtstreekse werking

De volgende maatregelen kunnen onmiddellijk op ondernemingsniveau worden toegepast:

  • Annualisering van de arbeidsduur: de referteperiode voor de berekening van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt vanaf 1 januari 2017 vastgelegd op 1 jaar, waarbij een dagelijkse bovengrens van 9 uur per dag en een wekelijkse bovengrens van 45 uur per week gerespecteerd moet worden. De minimale interne grens wordt bepaald op 143 uur, tenzij anders overeengekomen in de sector;
  • Alle werknemers krijgen vanaf 1 januari 2017 een krediet van 100 vrijwillige overuren per jaar die zij niet moeten inhalen, maar onmiddellijk kunnen laten uitbetalen of op een loopbaanrekening kunnen laten zetten;
  • De globale opleidingsinspanningen voor de privésector van minstens 1,9% van de loonmassa worden omgezet in een interprofessionele doelstelling van gemiddeld 5 dagen vorming per VTE per jaar;
  • Er komt een wettelijk kader m.b.t. telewerk op occasionele basis voor één of meerdere arbeidsdagen of voor een deel van de arbeidsdag (onkostenvergoeding, arbeidsongevallenverzekering, administratieve formaliteiten,…)

2. Sectoraal te activeren menu

 

De volgende voorstellen kunnen sectoraal geactiveerd worden:

  • De mogelijkheid om de grenzen van de annualisering van de arbeidstijd tot 11 uur per dag en 50 uur per week te brengen;
  • De referteperiode van 1 jaar kan voor een aantal wettelijk te voorziene activiteiten worden verlengd tot een maximum van 6 jaar, om de arbeidsduur aan te passen aan de productiecyclus (veralgemening plus minus conto);
  • De invoering van een uitzendovereenkomst voor onbepaalde duur;
  • De hervorming van het stelsel van de werkgeversgroepering;
  • De vereenvoudiging van de deeltijdse arbeid;
  • Voorzien in de mogelijkheid van loopbaansparen, waarbij vakantie-uren of overuren op bedrijfsvlak op een individuele loopbaanrekening van de werknemer worden opgespaard;
  • De uitbreiding van het recht op (een uitkering voor) tijdskrediet met motief zorg met 3 maanden en het recht op (een uitkering voor) palliatief verlof met 1 maand;
  • Een wettelijk kader rond glijdende werktijden;
  • Er wordt een kader uitgewerkt waarbinnen werknemers verlofdagen kunnen schenken aan collega’s die zwaar zieke kinderen opvangen.

Opgelet! De bovenvermelde grote lijnen van het kaderakkoord zijn nog niet definitief. Het kader wordt nu in een wetsontwerp gegoten. Na overleg met de groep van 10 wordt dit door de minister van Werk vóór het zomerreces (juli 2016) aan de ministerraad voorgelegd. Vervolgens zal dit in het najaar ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd, zodat dit wettelijk kader van kracht is vóór de interprofessionele en sectorale onderhandelingen voor de periode 2017-2018 van start gaan.

Wij houden u verder op de hoogte.

 

Bron: notificatie wendbaar werkbaar werk / modernisering arbeidsrecht.

Tags