Besox

Welke verplichtingen houdt een individuele beroepsopleiding in?

11 december 2018

De individuele beroepsopleiding is de beroepsopleiding die wordt verstrekt in een onderneming, een vzw of een administratieve overheid en die door de VDAB wordt georganiseerd of als dusdanig door de VDAB erkend wordt met het oog op:

  • het aanleren van een vak, een beroep of een functie;
  • bijscholen in het vak, het beroep of de functie;
  • het verwerven van de noodzakelijke basisvaardigheden voor de uitoefening van een beroepsactiviteit;
  • beroepsomscholing, vervolmaking en uitbreiding van de vakkennis of de aanpassing ervan aan de ontwikkelingen binnen het vak, het beroep of de functie.

De VDAB bepaalt de opleidingsduur van de individuele beroepsopleiding. De opleidingsduur bedraagt ten minste 4 weken en ten hoogste 26 weken. Voor een laaggeschoolde langdurig werkzoekende kan de opleidingsduur vastgesteld worden op ten hoogste 52 weken.

De cursist heeft recht op een IBO-premie van de VDAB. Deze premie is afgestemd op het bedrag van het vervangingsinkomen van de cursist.

De onderneming, de vzw of de administratieve overheid waar de cursist de IBO volgt, is aan de VDAB maandelijks een kostprijs verschuldigd. Deze kostprijs varieert naargelang de loonschaal (= normale baremaloon voor een werknemer die dezelfde functie uitoefent):

  • € 650 als de loonschaal minder dan € 1.700 bedraagt;
  • € 800 als de loonschaal tussen de € 1.700 en € 2.000 bedraagt;
  • € 1.000 als de loonschaal tussen de € 2.000 en € 2.300 bedraagt;
  • € 1.200 als de loonschaal tussen de € 2.300 en € 2.600 bedraagt;
  • € 1.400 als de loonschaal meer dan € 2.600 bedraagt.

De werkgever moet met de cursist onmiddellijk na het einde van de opleiding een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur sluiten.

Sinds oktober 2013 is het ook mogelijk om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur te sluiten, op voorwaarde dat de werkgever aan de VDAB aantoont dat de keuze overeenstemt met het gangbare aanwervingsbeleid. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur wordt gesloten voor minstens dezelfde duur als de duur van de opleiding.

De werkgever mag de arbeidsovereenkomst maar beëindigen na afloop van de termijn die overeenstemt met de duur van de opleiding, tenzij het zou gaan om een ontslag om dringende reden.

Bij beëindiging tijdens de periode van gewaarborgde tewerkstelling, is de te betalen schadevergoeding gelijk aan het loon voor de resterende periode van gewaarborgde tewerkstelling.

De vraag is hoe dit dan moet worden gecombineerd met de gewone regels inzake beëindiging die opgenomen werden in de Arbeidsovereenkomstenwet? In de rechtspraak (arrest van het Hof van Cassatie, 12 maart 2018) werd geoordeeld dat de verbrekingsvergoeding en de schadevergoeding gecumuleerd kunnen worden. Het Hof is van oordeel dat de vergoeding wegens het niet-nakomen van een verbintenis niet te ontslaan, geen verband houdt met de verbrekingsvergoeding die wordt toegekend wegens de niet-naleving van de wettelijke opzeggingstermijn.

De VDAB kan bovendien beslissen om aan de onderneming, de vzw of administratieve overheid die haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt of die een cursist in de periode van gewaarborgde tewerkstelling ontslaat zonder dringende reden, gedurende 3 jaar geen individuele beroepsopleiding toe te kennen.

Na afloop van de periode van gewaarborgde tewerkstelling, gelden de gewone regels inzake de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Bron: Hof van Cassatie, arrest nr. S.17.0016.N d.d. 12 maart 2018.

Tags