Besox

Programmawet voorziet nieuwe sociale en fiscale maatregelen

7 september 2015

In het Belgisch Staatsblad van 18 augustus 2015 verscheen de lang verwachte Programmawet met daarin een verzameling van allerhande nieuwe maatregelen. Hierna vindt u een overzicht van de voornaamste sociale en fiscale nieuwigheden uit deze Programmawet.

  1. Verplichte aanwezigheidsregistratie in de vleessector

De Programmawet voert een verplichte aanwezigheidsregistratie voor de vleessector in.

De aanwezigheidsregistratie is verplicht voor wie tewerkgesteld is op arbeidsplaatsen waar activiteiten verricht worden die vallen onder de bevoegdheid van het paritair comité voor de voedingsnijverheid of het paritair comité voor de handel in voedingswaren en die onderworpen zijn aan de verplichte melding van de overeenkomsten bedoeld in artikel 30ter van de RSZ-wet.

De verplichting zal van toepassing zijn voor werknemers, maar ook voor zelfstandigen en gedetacheerden die werken in een slachthuis, een uitsnijderij of een bedrijf voor vleesbereidingen of bereidingen van vleesproducten die een erkenning hebben bekomen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

Concreet zullen werknemers en zelfstandigen die de werkvloer van slachthuizen, uitsnijderijen en vleesverwerkende bedrijven betreden hun aanwezigheid onmiddellijk en dagelijks moeten melden via een elektronisch aanwezigheidsregistratiesysteem.

De opdrachtgever stelt het registratiesysteem ter beschikking van de aannemers op wie hij een beroep doet. Elke aannemer moet het ter beschikking gestelde registratiesysteem gebruiken en moet het ook op zijn beurt ter beschikking stellen van de onderaannemers op wie hij een beroep doet. Elke onderaannemer die verder in de keten beroep doet op andere onderaannemers moet zich aan dezelfde verplichtingen houden.

Sociaal inspecteurs kunnen de gegevens die opgenomen zijn in het registratiesysteem raadplegen en gebruiken in het kader van de uitoefening van hun wettelijke opdrachten.

Het niet-naleven van deze nieuwe registratieverplichting kan aanleiding geven tot het opleggen van een administratieve geldboete en/of een strafrechtelijke sanctie.

De datum van inwerkingtreding van de aanwezigheidsregistratie in de vleessector blijft bepaald op 1 juli 2015, maar de registratie zal pas echt verplicht zijn na de inwerkingtreding van de nodige uitvoeringsbesluiten. De inspectiediensten zouden bovendien gedurende een periode van minstens 6 maanden een gedoogbeleid hanteren om de betrokken werkgevers en werknemers de kans te geven deze nieuwe registratieverplichting correct te implementeren.

Wij volgen dit uiteraard verder voor u op.

  1. Uitbreiding van de subsidiaire hoofdelijke aansprakelijkheid voor sociale en fiscale schulden naar de opdrachtgever

Elke opdrachtgever of aannemer die voor het uitvoeren van werken in onroerende staat een beroep doet op een aannemer of onderaannemer die bij het afsluiten van de aannemingsovereenkomst sociale of fiscale schulden heeft, is hoofdelijk aansprakelijk voor deze schulden.

Om aan deze aansprakelijkheid te ontsnappen, moet de opdrachtgever of aannemer bij elke betaling een inhouding doen op de facturen van de medecontractant en deze doorstorten aan de RSZ en de fiscus. Deze inhouding bedraagt 35% voor sociale schulden en 15% voor fiscale schulden.

Via een elektronische databank van de RSZ en de fiscus kan er gecontroleerd worden of er een inhouding gedaan moet worden bij de betaling van een factuur van een medecontractant.

Sinds 2012 werd er een systeem van subsidiaire of trapsgewijze aansprakelijkheid ingesteld, zodat de aannemer en onderaannemers ook hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden voor de schulden van iedere tussenkomende onderaannemer in de keten.

Door de Programmawet wordt de ketenaansprakelijkheid nu ook uitgebreid naar de opdrachtgever. Naast de aannemer(s) zal voortaan dus ook de opdrachtgever subsidiair hoofdelijk aansprakelijk gesteld kunnen worden als alle vorige invorderingen in de keten niet tot betaling hebben geleid.

  1. Verlenging innovatiepremies tot eind 2016

Sedert 2006 kunnen werkgevers hun werknemers die een nieuw creatief idee aanbrengen belonen met een innovatiepremie. Deze innovatiepremie kan onder bepaalde voorwaarden vrij van RSZ en belastingen toegekend worden.

Een innovatie is een nieuwigheid die een echte meerwaarde betekent voor de normale activiteiten van de onderneming. De meerwaarde kan betrekking hebben op verschillende domeinen: techniek, economie, productiviteit, leefmilieu, organisatie, welzijn op het werk, enz. De innovatie kan van toepassing zijn op producten, diensten, fabricatieprocessen, werkprocessen of werkomgeving. De innovatie mag niet het voorwerp uitmaken van een voorafgaande offerteaanvraag of vraag tot bestek voor de aanschaf van producten of processen die door een derde gericht werd aan diegene die de premie toekent. De innovatie moet door de werkgever in de onderneming ingevoerd worden of het voorwerp uitmaken van een prototype of er moeten interne onderrichtingen zijn die aantonen welke wijzigingen de innovatie tot gevolg zal hebben voor de normale activiteiten van de onderneming.

De innovatiepremie mag niet toegekend worden ter vervanging of ter omzetting van loon, premies, voordelen in natura of enig ander voordeel en kan enkel toegekend worden aan werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst met de werkgever.

Het aantal werknemers dat een innovatiepremie ontvangt, mag niet hoger zijn dan 10% van het aantal tewerkgestelde werknemers voor ondernemingen vanaf 30 werknemers. In ondernemingen met minder dan 30 werknemers kunnen maximum 3 werknemers een innovatiepremie genieten.

Per innovatie kunnen maximum 10 werknemers een innovatiepremie genieten.

De totale som van de uitgekeerde innovatiepremies mag per jaar niet meer bedragen dan 1% van de gezamenlijke lonen van de werknemers van de onderneming met betrekking tot dat kalenderjaar.

De toegekende innovatiepremie mag per kalenderjaar niet meer bedragen dan het brutomaandloon van de werknemer.

Een werkgever die een innovatiepremie wil toekennen, moet hiervoor wel een specifieke procedure volgen. De werkgever moet eerst het personeel inlichten over de toekenning van een eenmalige innovatiepremie.

Daarnaast moet de werkgever ook een projectvoorstel indienen bij de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie via een gestandaardiseerd formulier. De FOD Economie analyseert de geldigheid van de aanvraag met betrekking tot de innovatieve aspecten.

Zodra de FOD Economie het projectvoorstel heeft goedgekeurd, moet de werkgever het dossiernummer, de bedragen en de namen van de begunstigden meedelen aan de RSZ. Dit moet gebeuren in de maand die volgt op de toekenning van de innovatiepremie en kan elektronisch via innovatiepremies@rsz.fgov.be.

De Programmawet verlengt de regeling van de innovatiepremies voor de periode van
1 januari 2015 tot 31 december 2016. Er kunnen dus opnieuw aanvraagdossiers ingediend worden tot eind 2016.

  1. Verhoging sociale werkbonus

Werknemers met een laag inkomen kunnen door het systeem van de sociale werkbonus genieten van een vermindering van hun RSZ-bijdragen. Dit heeft tot gevolg dat de werknemer een hoger nettoloon overhoudt, zonder dat de loonkost voor de werkgever stijgt.

De Programmawet verhoogt de sociale werkbonus vanaf 1 augustus 2015 als volgt:

Brutomaandloon (S) van

de werknemer (100%)

Verminderingsbedrag (R) per maand voor de arbeiders Verminderingsbedrag (R) per maand voor de bedienden
S ≤ € 1.546,87 € 205,18 € 189,98

€ 1.546,87 < S ≤

€ 2.413,00

€ 205,18– (0,2369 x (S –

€ 1.546,87))

€ 189,98– (0,2193 x  (S –

€ 1.546,87))

S > € 2.413,00 € 0 € 0

 

  1. Verhoging fiscale werkbonus

De werknemers die recht hebben op een sociale werkbonus, hebben daarnaast ook recht op een vermindering van hun bedrijfsvoorheffing, de fiscale werkbonus. De Programmawet voert ook een verhoging van de fiscale werkbonus in vanaf 1 augustus 2015.

De fiscale werkbonus is een vermindering die overeenstemt met een percentage van het bedrag van de sociale werkbonus.

Tot nu toe bedroeg dit percentage 14,40%. Sinds 1 augustus 2015 werd het percentage verhoogd tot 17,81%.

Daarnaast voorziet de Programmawet ook al dat de fiscale werkbonus op 1 januari 2016 verhoogd zal worden tot 28,03% en op 1 januari 2019 tot 33,14%.

Deze verhoging van de fiscale werkbonus moet ook doorgerekend worden in de bedrijfsvoorheffing die ingehouden wordt op de vanaf 1 augustus 2015 betaalde of toegekende bezoldigingen. Een KB van 23 augustus 2015 heeft hiertoe de zogenaamde bijlage III aangepast.

De vermindering die men zo jaarlijks kan genieten is beperkt tot een maximum. Tot nu toe bedroeg de niet-geïndexeerde maximumgrens 200 euro (geïndexeerd 300 euro).

Sinds 1 augustus 2015 werd de niet-geïndexeerde maximumgrens verhoogd tot 235 euro.

Er werd tevens voorzien dat de maximumgrens op 1 januari 2016 verhoogd zal worden tot 420 euro (te indexeren ) en op 1 januari 2019 tot 500 euro (te indexeren).

  1. Nieuwe vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen

De Programmawet voert een nieuwe fiscale steunmaatregel in voor werkgevers uit de privésector die voldoen aan de KMO-definitie en die maximum 48 maanden ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze ondernemingen voortaan genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen.

KMO’s die voldoen aan de voorwaarden kunnen genieten van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing ten belope van 10%.

Het gaat hierbij om kleine ondernemingen die voor het laatste en het voorlaatste afgesloten boekjaar niet meer dan één van de volgende criteria overschrijden:

  • het jaargemiddelde van het personeelsbestand: 50;
  • de jaaromzet, exclusief BTW: 7.300.000 euro;
  • het balanstotaal: 3.650.000 euro;

tenzij het gemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt, dan wordt de onderneming automatisch als een grote onderneming beschouwd.

Voor micro-ondernemingen wordt de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing zelfs verhoogd tot 20%.

Het betreft ondernemingen die op het einde van het belastbaar tijdperk aan tenminste twee van de drie onderstaande criteria voldoen:

  • het balanstotaal bedraagt niet meer dan 350.000 euro;
  • de omzet, exclusief BTW, bedraagt niet meer dan 700.000 euro;
  • het gemiddelde personeelsbestand gedurende het jaar bedraagt niet meer dan 10.

De maatregel kan niet toegepast worden door een werkgever:

  • waarvoor de termijn van 48 maanden sinds de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen is verstreken;
  • waarvoor een aangifte of vordering tot faillietverklaring is ingesteld;
  • waarvan het beheer van het actief geheel of gedeeltelijk is ontnomen;
  • waarvoor de procedure van gerechtelijke reorganisatie is geopend;
  • van een ontbonden vennootschap die zich in staat van vereffening bevindt.

Wanneer een werkgever een werkzaamheid voortzet die voordien werd uitgeoefend door een natuurlijke persoon of door een andere rechtspersoon, dan vangt de termijn van 48 maanden aan op het moment van de eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen door die natuurlijke persoon of rechtspersoon.

De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing kan toegepast worden op de bezoldigingen die vanaf 1 augustus 2015 aan de werknemers betaald of toegekend worden.

Deze nieuwe vrijstelling kan gecumuleerd worden met de andere vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

Op 28 augustus 2015 verscheen er bijkomend nog een KB in het Staatsblad dat de formaliteiten vastlegt die startende ondernemingen moeten naleven in het kader van de toepassing van deze vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

Zo moeten de werkgevers die deze steunmaatregel toepassen een nominatieve lijst ter beschikking houden van de administratie met daarin voor elke werknemer:

  • de volledige identiteit;
  • het nationaal nummer;
  • het bedrag van de betaalde of toegekende bruto belastbare bezoldigingen;
  • het bedrag van de op die bezoldigingen ingehouden bedrijfsvoorheffing en een gedetailleerde berekening van die bedrijfsvoorheffing.

Daarnaast moeten de werkgevers ook het bewijs ter beschikking houden van de administratie dat ze voldoen aan de bovenvermelde voorwaarden om als KMO of als micro-onderneming beschouwd te worden.

Bronnen: Programmawet van 10 augustus 2015, B.S. 18 augustus 2015 en KB van 23 augustus 2015 tot wijziging van de bijlage III van het KB/WIB 92, op het stuk van de werkbonus, B.S. 28 augustus 2015 en KB van 23 augustus 2015 tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van artikel 275/10 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, B.S. 28 augustus 2015.

 

Tags