Besox

De vrijstelling van doorstorting BV bij investeringen in steunzones

17 juli 2015

Door middel van de Wet houdende uitvoering van het Pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance werd begin 2014 het begrip ‘steunzone’ geïntroduceerd. De regering wilde namelijk aan bedrijven die investeringen doen in deze zogenaamde steunzones en waarbij nieuwe jobs gecreëerd worden een verlaging van de personeelskost toekennen door hen tijdelijk vrij te stellen van 25% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing op de lonen van deze nieuwe werknemers door te storten aan de schatkist. Voorwaarde is wel dat de nieuwe jobs minstens 3 jaar voor kmo’s en minstens 5 jaar voor andere ondernemingen behouden moeten blijven.

Er diende echter nog heel wat verder uitgewerkt te worden in de nodige wetgeving. Inmiddels is hiervoor het nodige gedaan waardoor de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing nu kan toegepast worden. Hieronder kunt u een overzicht terugvinden van de voornaamste bepalingen over dit onderwerp.

  1. Wat is een steunzone?

Het principe

Wanneer een regio getroffen wordt door een collectief ontslag, kan het gewest waarin één of meerdere getroffen bedrijven gelegen zijn, aan de minister van Financiën voorstellen om de regio als steunzone te erkennen.

Onder collectief ontslag wordt verstaan een geheel van ontslagen binnen een termijn van 3 jaar waarbij minstens 500 werknemers getroffen worden in één of meerdere bedrijven of in één of meerdere vestigingen van een bedrijf en dit in een ononderbroken zone van 20 km² en binnen een cirkel met een straal van maximaal 5 km. De drempel van 500 ontslagen kan verlaagd worden tot 250 als de steunzone die het gewest voorstelt een hoge jeugdwerkloosheid kent. Er wordt enkel rekening gehouden met de ontslagen waarvan de kennisgeving gebeurde na 1 juli 2012 conform de wet Renault.

De voorwaarden

Alvorens een gewest een steunzone kan voorstellen, dient er eerst een samenwerkingsakkoord afgesloten te worden met de federale overheid. Dit akkoord moet onder andere afspraken bevatten over:

  • de cumulatie van deze maatregel met andere steunmaatregelen;
  • de steunintensiteit;
  • de evaluatie en opvolging van de maatregel;

Voor het Vlaamse Gewest werd dit akkoord op 3 april 2015 afgesloten. Voor het Waalse Gewest werd er nog geen samenwerkingsakkoord afgesloten.

Het voorstel om een regio te laten erkennen als steunzone moet steeds gebeuren binnen een termijn van 3 jaar nadat de kennisgeving van het collectief ontslag gedaan werd. In dit voorstel moet het gewest verantwoorden op welke manier de voorgestelde steunzone kan bijdragen aan de reconversie van de door het collectief ontslag getroffen regio.

De voorgestelde steunzone dient zich steeds te bevinden binnen een maximale straal van 40 km van de getroffen onderneming(en) en de getroffen onderneming(en) zelf moet(en) er in opgenomen worden. De steunzone mag bestaan uit territoriaal onderbroken zones, bv. enkel industriegebieden. Een regio kan maar voor maximaal 6 jaar erkend worden als steunzone. Het betrokken gewest kan bovendien voorstellen om de erkenning vervroegd stop te zetten indien dit nodig zou zijn.

Het gewest is wel gebonden aan beperkingen. Zo kan elk gewest maar voor maximum 4 collectieve ontslagen een steunzone voorstellen. De maximale oppervlakte die alle lopende steunzones samen mag beslaan, mag ook niet groter zijn dan 2.000 km². Het maximale bevolkingsaantal dat alle lopende steunzones samen mag bevatten, mag niet hoger zijn dan 200.000 inwoners.

De steunzones

De minister van Financiën gaat op zijn beurt na of de voorgestelde steunzones voldoen aan de nodige voorwaarden en aan het afgesloten samenwerkingsakkoord. Indien deze voldoen, zal hierover een koninklijk besluit afgesloten worden. De goedgekeurde steunzones kunnen vervolgens ingedeeld worden in twee groepen:

  • groep A: de steunzones of delen van steunzones die vallen binnen de steungebieden die ook zijn opgenomen in de regionale steunkaart;
  • groep B: de steunzones of delen van steunzones die niet vallen binnen de steungebieden die zijn opgenomen in de regionale steunkaart.

De regionale steunkaart is een kaart met steungebieden die op sociaal-economisch gebied achtergebleven zijn en beantwoorden aan de sociale voorwaarden, vermeld in de door de Europese Commissie uitgevaardigde richtsnoeren, inzake regionale steunmaatregelen. Deze steunkaart wordt samengesteld door de gewesten en heeft slechts uitwerking na publicatie in het Europees publicatieblad.

Voor het Vlaamse Gewest werden al enkele regio’s erkend als steunzone. Het gaat hierbij voornamelijk om de regio’s rond Turnhout en Genk. Indien u wilt weten of uw bedrijf in een steunzone gelegen is, kan u hiervoor terecht op de website www.geopunt.be of bij onze diensten.

  1. Wie kan gebruik maken van de vrijstelling?

Het toepassingsgebied

De vrijstelling kan toegepast worden door werkgevers uit de privésector mits zij aan een aantal voorwaarden voldoen. Enkele voorwaarden verschillen wel naargelang het gaat om een kmo of een andere onderneming.

Een kmo is een werkgever die voor het laatste of het voorlaatste afgesloten belastbaar tijdperk en gedurende ten minste 2 opeenvolgende belastbare tijdperken een jaargemiddelde van het personeelsbestand in dienst had van minder dan 250 personen en waarvan:

  • de jaaromzet, exclusief btw, het bedrag van 50 miljoen niet overschreed; of
  • het jaarlijkse balanstotaal het bedrag van 43 miljoen euro niet overschreed.

Wanneer in een onderneming de controle over het kapitaal of de stemrechten, individueel of gezamenlijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, voor meer dan 25% in handen zijn van een aanbestedende overheid, kan deze niet onder het toepassingsgebied van een kmo vallen.

Een ‘andere onderneming’ is een onderneming die niet voldoet aan de bovenstaande omschrijving. Ook de uitgesloten overheidsbedrijven kunnen onder dit toepassingsgebied vallen.

Het verschil in behandeling tussen een kmo en een andere onderneming bestaat erin dat een kmo gebruik kan maken van de vrijstelling voor investeringen in een steunzone die behoort tot groep A of groep B, terwijl een andere onderneming enkel gebruik kan maken van de vrijstelling voor investeringen in groep A. Verder is er ook een verschil op het gebied van de termijn gedurende dewelke de nieuwe arbeidsplaatsen moeten behouden blijven en de investeringen die in aanmerking komen. Hier komen we verder op terug.

De uitsluitingen

Enkele ondernemingen zijn wel uitgesloten van het toepassingsgebied. Zo kan de vrijstelling niet toegepast worden door ondernemingen die op het moment van het indienen van het eerste investeringsformulier:

  • in faillissement zijn of waarvoor een aangifte of vordering tot faillietverklaring is ingesteld;
  • in staat van vereffening zijn of ontbonden zijn;
  • zich in een procedure van gerechtelijke reorganisatie bevinden;
  • een netto actief hebben dat, ten gevolge van een geleden verlies, gedaald is tot minder dan de helft van het vaste gedeelte van het maatschappelijk kapitaal;

Verder zijn ook de volgende sectoren uitgesloten van het toepassingsgebied:

Voor kmo’s:

  • de visserij en aquacultuur;
  • de productie van landbouwproducten.

Voor andere ondernemingen:

  • de visserij en aquacultuur;
  • de productie van landbouwproducten;
  • de ijzer- en staalindustrie;
  • de synthetische vezelindustrie;
  • de vervoersector, met inbegrip van de daarmee verband houdende infrastructuur;
  • de luchtvaartmaatschappijen;
  • de sector van energieproductie, -distributie en -infrastructuur;
  • de winning van steenkool of kolen.
  1. Aan welke voorwaarden moet voldaan zijn?
  • Een investering doen

Alvorens een onderneming gebruik kan maken van de vrijstelling van doorstorting BV moet deze eerst aan een aantal voorwaarden voldoen. Één van deze voorwaarden is een investering doen. Welke investeringen in aanmerking komen, is verschillend naar gelang het gaat om een kmo of een andere onderneming.

Kmo’s

Voor kmo’s moet het gaan om een investering in materiële of immateriële vaste activa die verband houdt met:

  • ofwel de oprichting van een nieuwe inrichting;
  • ofwel de uitbreiding van de capaciteit van een bestaande inrichting;
  • ofwel de diversificatie van de productie van een inrichting naar producten die voordien niet in de inrichting werden vervaardigd;
  • ofwel een fundamentele verandering in het totale productieproces van een bestaande inrichting.

Een investering die betrekking heeft op de overname van materiële of immateriële vaste activa van een inrichting kan ook in aanmerking komen op voorwaarde dat het gaat om activa van:

  • ofwel een inrichting waarvan de derde-werkgever overeenkomstig de wet Renault de sluiting van een vestiging heeft aangekondigd;
  • ofwel een inrichting die deel uitmaakt van een onderneming waarvoor een procedure van gerechtelijke reorganisatie is opgestart;
  • ofwel een inrichting die deel uitmaakt van een onderneming die failliet is verklaard.

De derde-werkgever en de onderneming die de investering doet, mogen wel niet verbonden of geassocieerd zijn met elkaar.

Andere ondernemingen

Voor andere onderneming moet het gaan om een investering in materiële of immateriële vaste activa die verband houdt met:

  • ofwel de oprichting van een nieuwe inrichting;
  • ofwel de diversificatie van de activiteit van een inrichting op voorwaarde dat de nieuwe activiteit niet dezelfde is als of vergelijkbaar is met de activiteit die voordien in de inrichting werd uitgevoerd.

Een investering die betrekking heeft op een overname komt voor andere ondernemingen ook in aanmerking. Er wordt wel een bijkomende voorwaarde opgelegd. De nieuwe activiteit mag namelijk niet dezelfde zijn als of vergelijkbaar zijn met de activiteit die voordien in de inrichting werd uitgevoerd voor de overname ervan.

Gemeenschappelijk

Wat gemeenschappelijk is voor kmo’s en andere ondernemingen is dat de onderneming voor de investering enige vorm van gewestelijke steun moet ontvangen hebben. Voor het Vlaamse Gewest kan het gaan om de ecologiepremie,  de kmo-portefeuille, de aanwervingspremie voor strategische functies in kmo’s, de KlimOp-lening voor Limburgse kleine ondernemingen,… Meer informatie hierover kan u bekomen bij onze diensten.

  • Een nieuwe arbeidsplaats creëren

Een tweede voorwaarde is dat, ten gevolge van de gedane investering, er minstens één nieuwe arbeidsplaats moet gecreëerd worden. Hierbij benadrukken we dat er gesproken wordt over ‘een nieuwe arbeidsplaats’ en niet over ‘een nieuwe werknemer’. Het is dus mogelijk dat de nieuwe arbeidsplaats opeenvolgend door verschillende werknemers ingevuld wordt.

Een arbeidsplaats is nieuw als deze het totaal aantal werknemers in de onderneming, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, doet verhogen ten opzichte van het gemiddelde aantal werknemers, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, van de 12 maanden voorafgaand aan de voltooiing van de investering. Bij een overname wordt elke arbeidsplaats automatisch als nieuw beschouwd.

De nieuwe arbeidsplaats moet binnen de 36 maanden na voltooiing van de investering ingevuld worden.

  • De nieuwe arbeidsplaats behouden

Een derde voorwaarde is dat de nieuwe arbeidsplaats gedurende een minimumperiode behouden moet blijven. Voor kmo’s is dit 3 jaar, voor andere ondernemingen is dit 5 jaar.

Het behoud van de nieuwe arbeidsplaats gedurende de voorgeschreven termijn moet aangetoond worden door middel van een bijlage die bij de aangifte van de inkomstenbelasting moet gevoegd worden na afloop van deze 3 of 5 jaar. Pas als dit bewezen wordt, wordt de toegestane vrijstelling van doorstorting BV definitief toegestaan. Indien niet aangetoond wordt dat de nieuw gecreëerde arbeidsplaats gedurende 3 of 5 jaar behouden is gebleven, wordt de bedrijfsvoorheffing die werd vrijgesteld van doorstorting, aangemerkt als verschuldigde bedrijfsvoorheffing.

De fiscus beschikt bovendien over een termijn van 3 jaar om te onderzoeken of de minimale  tewerkstellingsperiode gerespecteerd werd. Deze termijn kan verlengd worden met 4 jaar indien er aanwijzingen zijn van belastingontduiking.

  1. Formaliteiten

Vóór de aanvang van de investering

De werkgever die gebruik wil maken van de vrijstelling moet vóór de aanvang van de investering een speciaal investeringsformulier (formulier nr. 274SZ) inzake de toepassing van deze steunmaatregel op een geldige wijze aan de FOD Financiën overmaken. Dit om aan te tonen dat hij binnen het toepassingsgebied valt. Het investeringsformulier vindt u hier terug.

Het formulier moet ingediend worden bij het bevoegde Documentatiecentrum Bedrijfsvoorheffing. Voor het Vlaamse Gewest is dit Vlaanderenstraat 1 te 9300 Aalst.

Door middel van dit formulier moet de werkgever de nodige inlichtingen meedelen met betrekking tot de identiteit en activiteit van de werkgever, het opzet en uitvoering van de investering, de datum van aanvang en verwachte voltooiing van de investering en de voor de investering aangevraagde of verleende gewestelijke steun.

In het formulier beschrijft de werkgever hoeveel hij zal investeren en hoeveel extra werknemers hij hierdoor zal kunnen aanwerven. Ook het verband tussen de bijkomende arbeidsplaatsen en de investering zal door de werkgever aangetoond moeten worden. Daarnaast zal de werkgever hierin ook een raming moeten maken van de loonkosten die verbonden zijn aan deze verwachte bijkomende arbeidsplaatsen en zal de werkgever hierop de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing berekenen die op deze lonen zal worden toegepast.

Met de aanvang van de investeringen bedoelt de fiscus ofwel de start van de bouwwerkzaamheden, ofwel de eerste juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen, ofwel een andere toezegging die de investering onomkeerbaar maakt, naargelang wat eerst plaatsvindt.

Wat niet als aanvang van de investeringen zal aanvaard worden, is bijvoorbeeld de aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van voorbereidende haalbaarheidsstudies. Bij overnames is de aanvang van de werkzaamheden het tijdstip van de verwerving van de activa die rechtstreeks met de overgenomen inrichting verband houden.

Opgelet: de vrijstelling zal niet toegekend worden wanneer de timing van de verwachte voltooiing van de investering ruim overschreden wordt (effectieve voltooiing van de investering duurt meer dan dubbel zolang als de verwachte investering). Ook als de werkgever niet kan aantonen dat de nieuw gecreëerde arbeidsplaats betrekking heeft op de investering zal de vrijstelling niet toegekend worden.

Tijdens de periode van behoud van de nieuwe arbeidsplaats

De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing wordt voor kmo’s en andere ondernemingen pas definitief als de door de investering gecreëerde nieuwe arbeidsplaats gedurende respectievelijk minstens 3 jaar of 5 jaar behouden is gebleven.

De werkgever moet tijdens deze periode waarin de bijkomende arbeidsplaats minstens behouden moet blijven steeds een aantal documenten ter beschikking houden in de onderneming.

Het gaat meer bepaald om de volgende documenten:

  • voor de onderneming:
  • een kopie van het geldig ingediende investeringsformulier;
  • een overzicht van het maandelijks gemiddeld aantal werknemers uitgedrukt in VTE die tewerkgesteld zijn in de inrichting waar de investering is verricht (inclusief de uitzendkrachten).
  • voor elke werknemer waarvoor de vrijstelling wordt toegepast:
  • het bewijs van de volledige identiteit van de werknemer;
  • de datum van indiensttreding en eventueel de datum van uitdiensttreding;
  • een kopie van de arbeidsovereenkomst van de werknemer;
  • een overzicht van de betaalde of toegekende bruto belastbare bezoldigingen en een gedetailleerde berekening van de ingehouden bedrijfsvoorheffing;
  • een verwijzing naar één van de nieuwe arbeidsplaatsen en de datum van de eerste invulling van deze arbeidsplaats;
  • een document waarmee de werkgever de link kan bewijzen tussen de investering en de nieuwe arbeidsplaats die door de werknemer wordt ingevuld;
  • een document met taakbeschrijving getekend door de werknemer.

Op het einde van de periode van het behoud van de nieuwe arbeidsplaats

De werkgever moet op het einde van de periode van 3 jaar of 5 jaar waarin de arbeidsplaats behouden moet blijven, bij zijn aangifte in de inkomstenbelasting een bijlage toevoegen waaruit blijkt dat de arbeidsplaats effectief gedurende minimum 3 of 5 jaar behouden is gebleven. Dit moet gebeuren bij de aangifte die betrekking heeft op het derde of het vijfde aanslagjaar volgend op het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk binnen hetwelk de nieuwe arbeidsplaats werd ingevuld.

  1. Omvang van de steunmaatregel

Vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing ten belope van 25%

Werkgevers die investeren in een steunzone kunnen genieten van een tijdelijke verlaging van de loonkosten van de werknemers die ze aanwerven naar aanleiding van deze investering.

Deze werkgevers krijgen gedurende een periode van twee jaar een vrijstelling van doorstorting van 25% bedrijfsvoorheffing op de bezoldigingen die:

  • betrekking hebben op de investering of toegekend worden als gevolg van de investering;
  • betrekking hebben op nieuw gecreëerde arbeidsplaatsen;
  • ingevuld worden na de voltooiing van de investering en binnen de 36 maanden na deze voltooiing;
  • uitbetaald worden binnen de twee jaar vanaf het ogenblik van de invulling van de nieuwe arbeidsplaats.

Maximumbedrag

De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing is per investering beperkt tot een maximum van 7,5 miljoen euro.

Voor grote ondernemingen moet er ook rekening gehouden worden met Europese steunplafonds wanneer de onderneming ook investeringssteun krijgt in de vorm van strategische transformatiesteun (maximumplafond van 10% steun).

Cumulatie met andere vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing

Deze steunmaatregel kan gecumuleerd worden met de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor nacht- en ploegenarbeid en met de vrijstelling in de vorm van een algemene structurele lastenvermindering (IPA-korting).

Deze steunmaatregel kan echter niet gecumuleerd worden met de andere gedeeltelijke vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor:

  • overwerk;
  • de koopvaardij-, de bagger- en de sleepvaartsector;
  • het wetenschappelijk onderzoek;
  • de visserijsector;
  • de sportbeoefenaars.
  1. Inwerkingtreding

De wet is in werking getreden op 2 april 2015. Inmiddels zijn ook de nodige uitvoeringsbesluiten gepubliceerd zodat werkgevers die voldoen aan alle voorwaarden effectief een aanvraagformulier bij de FOD Financiën kunnen indienen om deze nieuwe steunmaatregel toe te passen.

  1. FAQ

Wenst u meer te weten, dan kan u ook altijd de veelgestelde vragen over deze steunmaatregel raadplegen die de FOD Financiën gepubliceerd heeft.

U kunt deze FAQ’s terugvinden via de onderstaande link:

http://financien.belgium.be/nl/ondernemingen/personeel_en_loon/bedrijfsvoorheffing/vrijstellingen/investering_in_een_steunzone/

Bronnen: Wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, B.S. 22 mei 2014.

Wet van 24 maart 2015 houdende de aanpassing van titel 3 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor de competitiviteit, werkgelegenheid en relance en van de artikelen 275/8 en 275/9 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, B.S. 2 april 2015.

Samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 tussen de Federale Staat en het Vlaams Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, B.S. 30 april 2015.

KB van 28 april 2015 tot wijziging van het KB/WIB 92 inzake de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in toepassing van de artikelen 275(1),275(3), 275(7), 275(8) en 275(9), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, B.S. 30 april 2015.

KB van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 275(8), §5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier, B.S. 30 april 2015.

Tags