Besox

De Programmawet: enkele belangrijke wijzigingen

15 januari 2016
  1. Verhoging werkgeversbijdragen bij SWT en SWAV

Eén van de maatregelen van de Programmawet is een verhoging van het tarief van de werkgeversbijdragen die verschuldigd zijn op de bedrijfstoeslag die toegekend wordt bij SWT en op aanvullende vergoedingen bij bepaalde sociale zekerheidsuitkeringen (tijdskrediet en SWAV).

Op 1 januari 2016 werden de werkgeversbijdragen vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 1,25 (verhoging met 25%) voor de profitsector en 2,25 (verhoging met 125%) voor de non-profitsector. Voor de non-profitsector lagen de bijdragen immers een stuk lager dan voor de profitsector. Met deze coëfficiënten wil men dit verschil verkleinen.

Voor brugpensioen (SWT) geeft dit het volgende resultaat:

Profit:

Leeftijd begunstigde bij aanvang SWT

Huidige werkgeversbijdrage

‘nieuwe dossiers’

Werkgeversbijdrage

vanaf 1 januari 2016

< 52 jaar 100% (min. € 50) 125% (min. € 50)
52 jaar – < 55 jaar 95% (min. € 50) 118,75% (min. € 50)
55 jaar – < 58 jaar 50% (min. € 50) 62,50% (min. € 50)
58 jaar – < 60 jaar 50% (min. € 50) 62,50% (min. € 50)
60 jaar en ouder 25% (min. € 37,60) 31,25% (min. € 37,60)

 De percentages worden bepaald op het ogenblik dat het SWT ingaat en wijzigen dus niet tijdens het SWT.

 

Non-profit:

Leeftijd in de maand waarin de bijdrage verschuldigd is (en men is werkloos)

Huidige werkgeversbijdrage

‘nieuwe dossiers’

Werkgeversbijdrage vanaf 1 januari 2016
< 52 jaar 10% 22,50%
52 jaar – < 55 jaar 9,5% 21,38%
55 jaar – < 58 jaar 8,5% 19,13%
58 jaar – < 60 jaar 5,5% 12,38%
60 jaar en ouder Geen bijdrage meer 0%

De percentages variëren in functie van de leeftijd en wijzigen dus in de loop van het SWT.

 

De bijdragen voor canada dry-stelsels (SWAV) zijn bijna volledig gelijklopend met het verschil dat het nieuwe percentage in de profitsector voor werknemers ouder dan 60 jaar 48,53% bedraagt.

De bijdragen voor aanvullingen op SWAV (tijdskrediet) bedragen steeds 48,53%.

Voor SWT-stelsels in het kader van een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering gelden andere bijdragen.

De nieuwe bijdragen zijn uitsluitend van toepassing op nieuwe stelsels die ingaan vanaf 1 januari 2016 naar aanleiding van een tijdskrediet of van een opzegging of beëindiging van de arbeidsovereenkomst die betekend werd na 10 oktober 2015 (SWT of SWAV). De nieuwe bijdragen zijn niet van toepassing voor SWT’ers die worden ontslagen in het kader van een erkenning als onderneming in moeilijkheden of in herstructurering, wanneer de erkenning of de aankondiging van het collectief ontslag (bij herstructurering) dateert van vóór 11 oktober 2015.

 

  1. Fiscale vrijstelling van de bedrijfstoeslag bij werkhervatting tijdens SWT en SWAV

Naast de verhoging van de werkgeversbijdragen voorziet de Programmawet ook in een vrijstelling van inkomstenbelasting van de bedrijfstoeslag en de aanvullende vergoeding in het kader van SWT in geval van werkhervatting bij een andere werkgever of als zelfstandige. De vrijstelling geldt niet bij een werkhervatting bij dezelfde werkgever.

Het gaat hierbij om de bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen die betaald of toegekend worden vanaf 1 januari 2016. SWT’ers en SWAV’ers die reeds eerder het werk hervat hebben, komen ook in aanmerking voor deze maatregel voor de vergoedingen betaald vanaf 1 januari 2016.

 

  1. Vrijstelling van doorstorting BV voor startende ondernemingen: verduidelijking

Sinds 1 augustus 2015 bestaat er een fiscale steunmaatregel voor werkgevers uit de privésector die voldoen aan de KMO-definitie en die maximum 48 maanden ingeschreven zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Onder bepaalde voorwaarden kunnen deze ondernemingen genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing voor startende ondernemingen. Voor KMO’s gaat het om 10%, voor micro-ondernemingen gaat het om 20%.

De Programmawet publiceerde nu een verduidelijking omtrent de bepaling van de termijn van 48 maanden. De periode van 48 maanden begint te lopen op de eerste dag van de maand volgend op de registratie bij de KBO. De nieuwe bepaling gaat met terugwerkende kracht in op 1 augustus 2015.

 

  1. Begrip flexiloon: verduidelijking

In de horecasector werden onlangs de flexi-jobs ingevoerd. Er was echter nog wat onduidelijkheid over wat onder het flexiloon mocht verstaan worden. De Programmawet brengt nu verduidelijking. Er wordt bepaald dat het flexiloon bestaat uit:

  • het basisloon, zijnde een minimum netto loon van € 8,82 per uur (indexeerbaar);
  • vermeerderd met alle vergoedingen, premies en voordelen van welke aard ook die door de werkgever worden toegekend en waar in principe sociale zekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn.

Een flexi-jobwerknemer heeft m.a.w., naast zijn basisloon, ook recht op eventuele bijkomende vergoedingen waar hij volgens een cao recht op heeft. Enkel het basisloon moet in de raamovereenkomst vermeld worden.

 

Bron: Programmawet I van 26 december 2015, B.S. 30 december 2015.