Besox

Bespaar op uw loonkost: neem eens iemand in dienst met een leerovereenkomst!

12 september 2016

In het kader van de 6e staatshervorming werden de bevoegdheden inzake leren en werken (duaal leren) overgeheveld naar de gewesten. Naar aanleiding van deze overheveling besliste de Vlaamse regering om het systeem inzake duaal leren grondig te hervormen.

Sedert 1 september 2016 bestaan er nog slechts twee soorten leerovereenkomsten: de overeenkomst alternerende opleiding (OAO) en de stageovereenkomst alternerende opleiding (SAO).

Deze overeenkomsten vervangen de industriële leerovereenkomst, de leerovereenkomst in het kader van de leertijd (Syntra), de beroepsinlevingsovereenkomst en andere opleidingen in het kader van de leertijd. In het kader van alternerend leren en werken kunnen deze overeenkomsten dus vanaf 1 september 2016 niet meer afgesloten worden in Vlaanderen. Voor de bestaande overeenkomsten geldt wel een overgangsregeling.

  1. (Stage)overeenkomst alternerende opleiding

De overeenkomst alternerende opleiding (OAO) wordt afgesloten wanneer de opleiding gemiddeld op jaarbasis minstens 20 uur per week opleiding op een reële werkplek omvat.

De stageovereenkomst alternerende opleiding (SAO) wordt afgesloten wanneer de opleiding op de werkplek gemiddeld minder dan 20 uur per week op jaarbasis bedraagt. De SAO wordt ook gesloten wanneer de opleiding enkel gebeurt op een gesimuleerde werkplek.

In de volgende twee gevallen kan nog een gewone deeltijdse arbeidsovereenkomst worden afgesloten:

  1. indien een leerling uit het deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) een opleiding volgt met minder dan 20 uur per week opleiding op een reële werkplek;
  2. in de non-profitsector: om te kunnen genieten van de tegemoetkomingen in het kader van de Sociale Maribel is immers een deeltijdse arbeidsovereenkomst vereist.

De OAO en SAO moeten schriftelijk worden afgesloten volgens een vastgelegd model en dit uiterlijk op het tijdstip waarop de leerling de opleiding in de onderneming aanvat. Zij worden afgesloten tussen de leerling, een erkende onderneming en een opleidingsverstrekker.

  1. Erkenning onderneming

Om een leerling te mogen opleiden in het kader van een alternerende opleiding en dus als werkplek te fungeren, moet de onderneming over een erkenning beschikken. Om erkend te worden, moet de onderneming voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. Zij moet binnen de onderneming een mentor aanduiden die minstens 25 jaar oud is en minstens 5 jaar praktijkervaring heeft in het beroep. Hij moet tevens van onberispelijk gedrag zijn;
  2. Zij moet op het vlak van de organisatie en de bedrijfsuitrusting voldoen om de opleiding op de werkplek van een leerling mogelijk te maken overeenkomstig het opleidingsplan;
  3. Zij moet voldoende financiële draagkracht hebben om de continuïteit van de onderneming te waarborgen;
  4. Zij mag geen veroordelingen hebben opgelopen.

Het Vlaams Agentschap Duaal leren kan evenwel toestaan dat de leeftijd van de mentor teruggebracht wordt tot 23 jaar of dat de vereiste praktijkervaring lager ligt dan 5 jaar indien de mentor een bewijs van vooropleiding in het beroep kan voorleggen. Het Agentschap kan ook beslissen dat bepaalde veroordelingen niet relevant zijn om de erkenning van de onderneming te weigeren.

De erkenning kan opgeheven worden indien de onderneming niet meer voldoet aan de voorwaarden of indien zij haar verbintenissen en plichten niet naleeft.

De erkenning moet ingediend worden via het Vlaams Agentschap Duaal Leren. Dit kan zowel elektronisch via www.duaalleren.be als op papier. Deze erkenning geldt voor een duur van 5 jaar.

  1. Leervergoeding

Enkel bij een overeenkomst alternerende opleiding (OAO) heeft de leerling recht op een leervergoeding. Een stageovereenkomst alternerende opleiding (SAO) is steeds onbezoldigd.

De leervergoeding bedraagt:

  • 29% van het GGMMI tijdens het eerste opleidingsjaar (momenteel 444,30 EUR/maand);
  • 32% van het GGMMI wanneer de leerling het eerste opleidingsjaar van de alternerende opleiding of de tweede graad secundair onderwijs met succes beëindigd heeft (momenteel 490,30 EUR/maand);
  • 34,50 % van het GGMMI wanneer de leerling het tweede opleidingsjaar alternerende opleiding, het eerste jaar van de derde graad secundair onderwijs, de kwalificatiefase buitengewoon secundair onderwijs (opleidingsvorm 3) of een alternerende opleiding van minstens twee jaar met succes heeft beëindigd (momenteel 528,60 EUR/maand).

Het bedrag van de leervergoeding wordt aangepast bij de start van het volgende opleidingsjaar op 1 september en indien het GGMMI geïndexeerd wordt.

  1. Schorsing van de overeenkomst

De overeenkomst wordt geschorst in dezelfde gevallen als bij een gewone arbeidsovereenkomst (ziekte, klein verlet, …). Tijdens de schorsing ontvangt de leerling verder zijn leervergoeding, behalve bij arbeidsongeschiktheid t.g.v. een arbeidsongeval of beroepsziekte.

Ook ingeval van tuchtmaatregelen vervalt het recht op een leervergoeding: bij tijdelijke uitsluiting of preventieve schorsing door de opleidingsverstrekker of bij een ontvankelijk beroep tegen definitieve uitsluiting.

  1. Einde van de overeenkomst

De overeenkomst kan op één van onderstaande wijzen beëindigd worden.

Met opzeggingstermijn

Tijdens de eerste 30 dagen van de (stage)overeenkomst kan de onderneming of de leerling de overeenkomst opzeggen mits een opzeggingstermijn van 7 kalenderdagen. Deze gaat in de dag na ontvangst van de schriftelijke opzegging.

Wanneer de overeenkomst tijdens de eerste 30 dagen wordt geschorst, dan wordt de termijn van 30 dagen verlengd met de duur van schorsing.

Automatische beëindiging

De overeenkomst eindigt automatisch:

  • op de gewone wijzen (onderling akkoord, overlijden leerling, …);
  • wanneer de termijn verstreken is;
  • wanneer de leerling de opleiding met vrucht heeft beëindigd;
  • wanneer de mentor overlijdt en geen andere mentor kan worden aangeduid;
  • wegens overmacht die de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk maakt;
  • op verzoek van de leerling ingeval van faillissement of overname van onderneming, tenzij de overeenkomst door de verkrijger wordt overgenomen;
  • wanneer de schorsing van de overeenkomst langer dan 60 dagen duurt en de onderneming of leerling de overeenkomst niet verder wenst uit te voeren;
  • bij definitieve uitsluiting van de leerling als tuchtmaatregel van de opleidingsverstrekker;
  • bij vroegtijdige stopzegging van de opleiding;
  • als de erkenning van de onderneming wordt opgeheven.

De onderneming die de overeenkomst alternerende opleiding (OAO) onrechtmatig beëindigt, is een vergoeding verschuldigd die overeenkomt met een leervergoeding voor één maand.

Wettige reden

Door de onderneming of de leerling wanneer:

  • de leerling of onderneming ernstig tekortschiet in de verplichtingen m.b.t. de uitvoering van de overeenkomst;
  • er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren;
  • de leerling wil overschakelen naar een andere opleiding.

De onderneming/leerling moet de reden schriftelijk meedelen aan de trajectbegeleider. Deze tracht de partijen te verzoenen. Tijdens de verzoeningsprocedure moet de overeenkomst verder worden uitgevoerd. Lukt de verzoening niet, kan de overeenkomst beëindigd worden.

 Door de opleidingsverstrekker:

  • bij zware inbreuken van de onderneming of leerling tegen de uitvoering van de overeenkomst;
  • wanneer de fysieke of geestelijke gezondheid van de leerling gevaar loopt;
  • als er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren.
  1. Jaarlijkse vakantie

Naast de gewone wettelijke vakantiedagen op basis van de prestaties in het vakantiedienstjaar, heeft de leerling met een OAO recht op 20 onbetaalde vakantiedagen. Deze worden in onderling overleg tussen de leerling en de onderneming opgenomen tijdens de schoolvakanties.

De betaalde vakantiedagen mogen niet worden opgenomen op de lesdagen of dagen met activiteiten die met lessen worden gelijkgesteld.

Bij een SAO gelden de schoolvakanties.

  1. Financiële voordelen werkgever

Doelgroepvermindering leerlingen

De tewerkstelling met een overeenkomst van alternerende opleiding geeft recht op een doelgroepvermindering leerlingen van 1.000 EUR per kwartaal en dit zolang de opleiding loopt. Indien de leerling daarna vast in dienst komt, heeft de werkgever desgevallend recht op de algemene doelgroepvermindering voor jongeren. Deze doelgroepvermindering geldt ook voor jongeren met een deeltijdse arbeidsovereenkomst in het kader van alternerend leren en werken.

Start- en stagebonus

De werkgever kan ook een stagebonus aanvragen. De bonus bedraagt 500 EUR op het einde van het eerste of tweede opleidingsjaar en 750 EUR op het einde van het derde jaar. De stagebonus kan alleen worden aangevraagd voor de overeenkomst alternerende opleiding DBSO en leertijd.

Mentorkorting

Desgevallend kan de werkgever ook de RSZ-vermindering mentors aanvragen. De vermindering bedraagt 800 EUR per kwartaal.

  1. Overgangsmaatregelen

De bestaande leerovereenkomsten die afgesloten werden vóór 1 september 2016 blijven verder lopen tot de eindduur  van de initieel gesloten overeenkomst volgens hun specifieke modaliteiten.

Ondernemingen die momenteel erkend zijn voor middenstandsopleidingen en industrieel leerlingenwezen blijven erkend tot 30 juni 2017. Ondernemingen die tot op heden nog geen erkenning nodig hadden (bv. bij IBO) maar die een overeenkomst met een jongere hadden in het schooljaar 2015-2016 worden beschouwd als erkend tot 30 juni 2017.

Bron: Decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, B.S. 17 augustus 2016 en Besluit van de Vlaamse regering van 8 juli 2016 houdende uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, B.S. 1 september 2016 en Besluit van 8 juli 2016 van de Vlaamse Regering houdende uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen, B.S. 1 september 2016.