Besox

Mogelijk activeringsbijdrage te betalen bij vrijstelling prestaties

2 maart 2018

Door de verstrenging van de voorwaarden van het SWT is er een systeem ontstaan waarbij steeds meer werkgevers hun oudere werknemers vrijstellen van prestaties en toch (een deel van) hun loon verder betalen totdat zij met pensioen kunnen gaan. Deze nieuwe vorm van vervroegde uittredingen strookt niet met de doelstelling van de regering om mensen langer aan het werk te houden en daarom heeft zij er voor gekozen om sinds januari 2018 een activeringsbijdrage in te voeren voor deze stelsels.

Voor wie geldt dit?

De nieuwe maatregel geldt voor de privé-sector en enkele autonome overheidsbedrijven. De bijdrage is verschuldigd voor werknemers die geen enkele prestatie leveren gedurende het volledige kwartaal, met uitzondering van:

  • de schorsingen conform de arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 (vb. ziekte, jaarlijkse vakantie, tijdelijke werkloosheid,…);
  • de vrijstelling van prestaties tijdens een betekende opzeggingstermijn.

De bijdrage is niet verschuldigd voor:

  • werknemers die reeds in een dergelijk stelsel gestapt zijn vóór 28 september 2017;
  • werknemers die in het stelsel stappen op basis van een cao die afgesloten werd voor bepaalde duur en neergelegd werd vóór 28 september 2017 ter griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD WASO.

De bijdrage wordt geïnd door de RSZ en is gelijk aan een percentage van het bruto loon dat tijdens de vrijstelling van prestaties wordt uitbetaald. Dit percentage is afhankelijk van de leeftijd van de werknemer wanneer de vrijstelling van prestaties aanvangt en wijzigt gedurende de volledige vrijstelling niet. Er is bovendien voorzien in een minimum kwartaalbijdrage.

Leeftijd bij aanvang Percentage op kwartaalloon Minimum kwartaalbijdrage
Jonger dan 55 jaar 20% € 300,00
Tussen 55 en 58 jaar 18% € 300,00
Tussen 58 en 60 jaar 16% € 300,00
Tussen 60 en 62 jaar 15% € 225,60
Vanaf 62 jaar 10% € 225,60

Wanneer vindt er vermindering van de bijdrage plaats?

Wanneer de werknemer echter gedurende de periode van vrijstelling van prestaties een verplichte opleiding volgt, kan er een vermindering plaatsvinden van de activeringsbijdrage:

  • Wanneer de opleiding georganiseerd en verplicht wordt door de werkgever met een kostprijs van minstens 20% van het bruto jaarloon dat de werknemer ontving voor de vrijstelling en dit gedurende de eerste 4 kwartalen van de vrijstelling, dan dient er geen activeringsbijdrage betaald te worden gedurende de volledige periode van vrijstelling;
  • Wanneer de opleiding georganiseerd en verplicht wordt door de werkgever en minstens 15 opleidingsdagen bevat in de loop van een periode van 4 opeenvolgende kwartalen, dan is er een vermindering van de activeringsbijdrage met 40% gedurende die 4 kwartalen.

Het moet gaan om een beroepsopleiding of een opleiding bedoeld in de Wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk. De werkgever dient het bewijs te leveren dat de werknemer de opleiding ook effectief gevolgd heeft aan de Algemene Directie Toezicht op de Sociale Wetten.

Indien de vrijgestelde werknemer het werk hervat bij één of meerdere andere werkgevers of als zelfstandige en dit voor minstens 1/3de van een voltijdse tewerkstelling, dan dient de activeringsbijdrage niet betaald te worden gedurende de periode van werkhervatting. De werknemer moet wel gedurende het volledige kwartaal het werk hervat hebben opdat de werkgever voor dat kwartaal geen activeringbijdrage moet betalen.

Wanneer de vrijgestelde werknemer deze activiteit reeds uitoefende voor de vrijstelling van prestaties, wordt er niet gesproken van een werkhervatting en kan er geen aanspraak gemaakt worden op de vrijstelling van de activeringsbijdrage.

Bron: Programmawet van 25 december 2017, B.S. 29 december 2017.